wat is judo

Wat is Judo?

Judo is een zelfverdedigingssport uit Japan die is ontwikkeld door Jigoro Kano. Kano heeft het judo gebaseerd op de eeuwenoude zelfverdedigingskunst ju jutsu die door de samoerai is ontwikkeld. Hoewel hetgene wat Kano onderwees verschilde, zowel technisch al de idealen, met het oude ju jutsu, koos hij de naam judo uit de jikishin ryu uit respect voor de meesters die hem waren voorgegaan.

Judo kan worden omschreven als zachte weg. Ju betekent zacht, meegevend of weerstandsloos. Do staat voor een weg die moet worden afgelegd om een doel te bereiken.

Judo bestaat uit verschilende onderdelen, wedstrijden (randori en shiai) en kata. Bij wedstrijden is het de bedoeling de tegenstader uit balans te rengen zodat deze geworpen kan worden terwijl je zelf in balans blijft. Op de grond is het de bedoeling de tegenstader op zijn rug onder controle te houden of tot opgave dwingen door een klem of een verwurging.

Het tweede onderdeel is kata. Hierbij is het de bedoelig om een aantal vastgestelde oefeingen op een zo perfect mogelijke manier uit te voeren.

Kan iedereen judo doen?

Natuurlijk! Jongens en meisjes al vanaf zes jaar, groten en zelfs ouderen tot wel over de zestig jaar. Voor alle dsgroepen zijn er speciale lessen of trainingen. Tot 12 jarigen leeftijd wordt 'jeugdjudo' gegeven. Hierbij zijn de minder geschikte technieken weggelaten.

Naast het aanleren van een aantal worpen en grepen maakt de judoleraar de jeugd op een speciale wijze vertrouwd met vallen – ook buiten de judozaal als praktisch ervaren – en zaken als incasseren, accepteren en verlies en het rekening houden met anderen. Voor een aantal kinderen vindt de dokter het soms noodzakelijk dat ze speciaal naar de judo gaan. Voor een goed bewegen, het lekker stoeien onder een bijzondere discipline en, eigenlijk niet in de laatste plaats, om het nodige zelfvertrouwen te krijgen.

 

De Judoles

De eerste kennismaking

Op de tribune in onze judozaal zal je het eerst zien hoe het er aan toe gaat. De jongens en meisjes komen in witte pakken (judogi) uit de kleedkamers. Met blote voeten stappen ze op de zachte judomat ( tatami ), want er mag niet met schoenen aan op gelopen worden. Ze gaan dan in een lange rij voor hun meester zitten. Bij de judogroet ‘ rei ‘ buigen ze op een oosterse manier diep naar voren.

Aan het begin van de les worden oefeningen gedaan om zich op te warmen. De leraar laat er in spelvorm al enkele judobewegingen in uitvoeren. Bij het judogedeelte zelf is het leren vallen erg belangrijk. De mat is wel veerkrachtig, maar als je niet weet hoe je terecht moet komen, is het plezier er al gauw vanaf. Bij elke val (ukemi)is een harde klap te horen. Dit is het ‘afslaan’, daar wordt de val voor een groot gedeelte mee gebroken.

Judotechnieken - Rechtstaand en op de grond

Als judoka’s rechtstaande gaan werpen, ‘ tachi waza ‘ pakken ze elkaar aan de kimono ‘judogi’ stevig vast ‘kumi kata’ Om beurten worden ze op de mat geworpen. Ze oefenen op schoudertechnieken ‘kata waza’, heuptechnieken ‘koshi waza’ , beentechnieken ‘ashi waza’ armtechnieken ‘te waza’ . Tussendoor wordt er steeds gewisseld. Je traint nooit voortdurend met dezelfde partner. Offerworpen ‘ sutemi waza’ zijn voorbehouden voor oudere judoka’s, het zijn prachtige worpen, maar het vraagt een goede technische kennis bij de uitvoering en zelfbeheersing van Uke bij de voorwaartse val.

Het judo op de grond ‘ne waza’ bestaat uit houdgrepen ‘osae waza', armklemmen ‘kansetsu waza’, en verwurgingstechnieken ‘chime waza’ Aan de jongeren worden uitsluitend houdgreeptechnieken aangeleerd.

De controle van zijn partner op de grond ‘in houdgreep’ is heel belangrijk, de leraar geeft dan ook regelmatig aanwijzingen, soms met een klein beetje verpakken zit de tegenstander muur vast, hij ligt dan in een houdgreep.

Oudere jongens en meisjes mogen zogenaamde armklemmen en verwurgingen toepassen. Deze technieken moeten door beide partners natuurlijk heel goed geoefend zijn.

Gordels

Aan een judoka kan je precies zien hoe ver hij of zij gevorderd is. De ‘judogi ‘wordt dicht gehouden door een gekleurde omgeknoopte gordel ‘obi’ Hoe donderder die gordel is, hoe beter je kan judoën. Daarom heeft de beginner een witte gordel en een heel erg goede judoka een zwarte gordel.

Op weg naar de zwarte kan je nog een gele, oranje, groene, blauw en bruine gordel behalen. Steeds als er een bepaalde periode voorbij is, kijkt de judoleraar of er vorderingen zijn gemaakt. Op een dag is er een examen, de graduatie, waarop je kan laten zien wat je allemaal geleerd hebt. Van de ene gordel naar de andere kan soms wel lang duren. Daarom zijn er voor de jeugd nog tussen examens. Bij die gelegenheid kan een baret of een tweekleurige geblokte gordel bekomen worden.

Voor het behalen van de zwarte gordel moet je minstens 16 jaar oud zijn. Bij het uitreiken van de zwarte gordel ben je 1ste Dan. Daarna gaan er nog een paar klassen tellen, allemaal Dan-graden. De hoogste graad in België is 8ste Dan.

Vanaf 6deDan wordt de rood-wit geblokte judogordel gedragen. Deze bijzondere uitrusting volgt na de zwarte gordel 5de Dan. In Japan zijn er ook enkele rode gordels zij behoren tot de 9de en 10de Dan.

België heeft ook verschillende grote kampioenen: Olympische kampioenen Robert Van de Walle, Ingrid Berghmans en Ulla Werbroeck . Gella Vandecaveye was tweemaal wereldkampioen en zeven maal Europees kampioen. All deze judoka’s hebben veel bijgedragen tot de ontplooiing en bekendmaking van het judo in België.

 

Wedstrijden

Hoewel de meeste mensen die judo beoefenen het doen om fijn recreatief bezig te zijn, zijn er ook jongens en meisjes die graag aan wedstrijden deelnemen. Om te winnen, een medaille te krijgen of misschien wel een beker.

Er wordt gekampt op de wedstrijdmat waarop aangegeven staat binnen welke oppervlakte het allemaal moet gebeuren. Op de mat staat een scheidsrechter die nauwkeurig toeziet of alles volgens de regels gebeurt. Voor de jeugd tot 12 jaar zijn er beperkte judoworpen en grondtechnieken. Dat is voor de veiligheid.

Bij belangrijke wedstrijden zitten twee hulpscheidsrechters tegenover elkaar op de hoeken van de mat, zij ondersteunen de beslissingen van de scheidsrechter of zij betwisten het.

Aan de kant van de mat zijn er nog de juryleden. Zij schrijven alle punten op, zeggen wie er aan de beurt is, houden de tijd bij en geven op een scorebord aan hoe de stand in de wedstrijd is. Een jeugdwedstrijd kan variëren van 1.30 min. tot 4 minuten. Senioren 5 minuten.

Er zijn kleine voordelen ‘koka’s , grotere voordelen ‘yuko’s, bijna punt ‘waza ari’ en een vol punt ‘ippon’. Wie een ippon scoort heeft gewonnen en de wedstrijd is dan ook gelijk afgelopen. Bij een gelijk eindigen kan onbeslist ‘hikiwaki’ gegeven worden, of een golden score toegevoegd worden, waarbij de kamp verder gaat tot een van beide judoka’s een punt of een technisch voordeel behaald heeft.

Natuurlijk bestaan er ook straffen in het reglement, zoals een klein strafpunt ‘shido’ , een grotere straf ‘chui’ bijna uitsluiting ‘keikoku’ en volledige uitsluiting ‘hansoku-make. Bij dit laatste moet je het wel erg bont hebben gemaakt.